Het Duitse Hornbach-Baumarkt AG heeft diverse buitenlandse dochterondernemingen. Zij verstrekt schriftelijke garantieverklaringen aan banken en crediteuren. Hornbach verklaart hierbij dat aan alle verplichtingen van haar buitenlandse dochterondernemingen zal worden voldaan. Voor deze garanties brengt Hornbach geen fee in rekening bij haar dochterondernemingen. De Duitse fiscus is van mening dat er sprake is van onzakelijke garantieverklaringen, en houdt rekening met een fictieve vergoeding die volgens de Belastingdienst normaliter door een onafhankelijke derde aan Hornbach zou zijn betaald als vergoeding voor de schriftelijke garantieverklaringen. Hornbach is het hier niet mee eens, en stelt dat er sprake is van strijd met de vrijheid van vestiging. Verder wijst zij er op dat de regel met name voorziet in de aanpassing van de belastingheffing wanneer er buitenlandse vennootschappen bij zijn betrokken, en dat er geen tegenbewijsregeling is.
Advocaat-generaal Bobek concludeert dat Duitsland niet in strijd met het EU-recht handelt door de winst van Hornbach te corrigeren in verband met de onzakelijke garantieverklaringen. De A-G acht daarbij niet van belang dat de regel met name voorziet in de aanpassing van de belastingheffing wanneer er buitenlandse vennootschappen bij zijn betrokken. Ook is volgens de A-G niet van belang dat een tegenbewijsregeling ontbreekt.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 18 december