Avon Cosmetics Ltd. verkoopt haar schoonheidsproducten in het Verenigd Koninkrijk (VK) aan vertegenwoordigers, die deze op hun beurt via de detailhandel aan hun klanten verkopen (directe verkoop). Deze vertegenwoordigers zijn over het algemeen niet voor btw-doeleinden geregistreerd, waardoor op hun winstmarge geen btw van toepassing is. Om dit te voorkomen heeft het VK toestemming gevraagd, en verkregen, om af te wijken van de standaardregel dat btw wordt geheven over de feitelijke verkoopprijs. Bij Avon wordt de btw geheven over de detailhandelsprijs waartegen de vertegenwoordigers de producten aan de eindverbruiker verkopen, in plaats van over de groothandelsprijs die door de niet voor btw-doeleinden geregistreerde vertegenwoordigers wordt betaald. Hierbij wordt echter geen rekening gehouden met de btw-voorbelasting die de vertegenwoordigers normaliter hadden kunnen aftrekken. Avon gaat in beroep tegen de van haar geheven btw. De Britse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het niet in strijd met het EU-recht is dat het VK bij Avon de btw heft over de detailhandelsprijs waartegen de vertegenwoordigers de producten aan de eindverbruiker verkopen. Dat hierbij geen rekening wordt gehouden met de voldane voorbelasting over de producten die de vertegenwoordigers bij Avon aankopen, acht het Hof van Justitie EU ook niet van belang.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 18 december