Rechtbank Den Haag is van oordeel dat dga er niet van mag uitgaan ondernemer te zijn voor de btw wanneer de Staatssecretaris van Financiën bij besluit van latere datum een standpunt inneemt over een eerder arrest.

Een dga (in loondienst bij zijn bv) koopt op 27 december 2007 een auto en brengt de daarin begrepen btw in aftrek. De inspecteur heft de btw na op grond van het zogenoemde Van der Steen-arrest van 18 oktober 2007. In geschil is of die naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

Rechtbank Den Haag is van oordeel dat dit het geval is. Prejudiciële beslissingen werken "ex tunc", ofwel met terugwerkende kracht tot het moment waarop de desbetreffende bepaling in werking is getreden. Dga heeft daarom nimmer btw-ondernemer kunnen zijn. Dat de Staatssecretaris van Financiën bij besluit van 21 december 2007 het standpunt inneemt dat dga's vanaf 18 oktober 2007 niet meer als ondernemer kunnen worden aangemerkt, maakt niet dat de dga ervan mocht uitgaan dat hij tot de datum van publicatie van dat besluit (op 2 januari 2008) wel als ondernemer en als onderdeel van de fiscale eenheid zou worden aangemerkt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 8 november

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen