X heeft een relatie met Y. Tot 24 januari 2018 staat X samen met Y en zijn in 2017 geboren zoon A in de basisregistratie personen (BRP) ingeschreven op hetzelfde adres. Vanwege een pauze in de relatie is X op 24 januari 2018 op dat adres uitgeschreven en woont hij tijdelijk elders. X en Y zijn van 1 januari 2018 t/m 24 januari 2018 fiscaal partners. A staat heel 2018 op het woonadres van Y ingeschreven. Per 1 januari 2019 is X weer samen met Y en staan zij samen met A op hetzelfde adres ingeschreven. Als X in zijn aangifte IB 2018 de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) claimt, weigert de inspecteur die toe te kennen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt X in het ongelijk. X maakt aannemelijk dat in 2018 voldaan is aan de voorwaarde van co-ouderschap. Maar hij voldoet niet aan de voorwaarde voor de IACK dat de belastingplichtige geen partner heeft. Bij partnerschap kan alleen de minstverdienende partner een beroep doen op de IACK en X als meestverdienende niet. Tot slot oordeelt de rechtbank dat X zich niet met succes kan beroepen op het goedkeurend beleid voor kortdurend fiscaal partnerschap. X heeft geen recht op de IACK.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 44b
Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a