X is in hoger beroep door de strafrechter veroordeeld voor handel in en bezit van cocaïne en voor het witwassen van geld en goederen. Ook is X door de strafrechter in hoger beroep in het kader van een ontnemingsprocedure veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de staat. X heeft tegen deze arresten geen beroep in cassatie ingesteld. Naar aanleiding van de bevindingen en veroordelingen in het kader van het strafrechtelijk onderzoek heeft de inspecteur X over een aantal jaren (navorderings)aanslagen ib/pvv opgelegd waartegen X in beroep komt. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep van X niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. X komt in hoger beroep. Volgens X was het te laat indienen van de beroepschriften bij de rechtbank verschoonbaar. Hof Arnhem-Leeuwarden verwerpt de stelling van X dat bij zijn toenmalige adviseur (en bij hem) verwarring is ontstaan doordat de inspecteur voor de jaren 2006 tot en met 2009 op verschillende wijze met verschillende dagtekeningen uitspraken op bezwaar heeft gedaan. In de uitspraken op bezwaar is in duidelijke bewoordingen vermeld dat de bezwaren van X worden afgewezen en wordt expliciet erop gewezen dat binnen zes weken na dagtekening van de uitspraken op bezwaar beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank. Voor de toenmalige adviseur van X, een professionele rechtsbijstandsverlener, had een en ander redelijkerwijs kenbaar moeten zijn. Eventuele fouten van die adviseur in dit verband komen voor risico van X. Het hof verwerpt ook het beroep van X op artikel 6 EVRM. Zijn procedure valt niet onder de reikwijdte van dit artikel omdat er geen boeten aan de orde zijn. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. De rechtbank heeft X terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 17 maart