Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de inspecteur, bij het ambtshalve vaststellen van de aanslagen,  is uitgegaan van een redelijke schatting van het inkomen van drugshandelaar X.

X is in hoger beroep door de strafrechter veroordeeld voor handel in en bezit van cocaïne en voor het witwassen van geld en goederen. Ook is X door de strafrechter in hoger beroep in het kader van een ontnemingsprocedure veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de staat. X heeft tegen deze arresten geen beroep in cassatie ingesteld. Naar aanleiding van de bevindingen en veroordelingen in het kader van het strafrechtelijk onderzoek heeft de inspecteur X over een aantal jaren (navorderings)aanslagen ib/pvv en Zvw opgelegd. Dit omdat X geen inkomsten in de handel in cocaïne in de aangiften heeft verantwoord. Bij het bepalen van de omvang van de verzwegen inkomsten is de inspecteur van een vermogensvergelijking uitgegaan. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep tegen de in bezwaar verminderde (navorderings)aanslagen ongegrond. X komt in hoger beroep. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is het aannemelijk dat X het bedrag van de uitgaven dat uitstijgt boven zijn zichtbare inkomsten, heeft gefinancierd met inkomsten uit drugshandel. Deze inkomsten heeft X niet verantwoord in zijn aangiften. X heeft niet de vereiste aangiften gedaan. Het hof is van mening dat de inspecteur, bij het ambtshalve vaststellen van de aanslagen (uitspraken op bezwaar), is uitgegaan van een redelijke schatting van het inkomen van X. Volgens het hof slaagt X er niet in overtuigend aan te tonen dat de inspecteur het bij het verkeerde eind heeft. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 17 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen