A-G Niessen concludeert dat belanghebbende geen voorziening voor toekomstige saneringskosten kan vormen.

Belanghebbende (X) is eigenaar van twee stukken grond, terrein A en terrein B. Belanghebbende heeft het vervuilde terrein A in 1999 van zijn bv gekocht om er bedrijfshallen te ontwikkelen. Tijdens de ontwikkeling wordt vervuilde grond verplaatst van terrein A naar terrein B. In 2002 verkoopt belanghebbende de bedrijfshallen voor ruim € 2 mln. In zijn IB-aangifte voor het jaar 2002 neemt belanghebbende een voorziening op van ruim € 1 mln voor de kosten van de afvoer van de verontreinigde grond. Hij baseert zich daarbij op offertes die hij heeft opgevraagd bij D bv. De inspecteur houdt bij het opleggen van de aanslag echter geen rekening met de voorziening. Hof Amsterdam oordeelt dat een saneringsverplichting voor de vervuilde grond ontbreekt. De inspecteur heeft dan ook terecht geen rekening gehouden met de door belanghebbende opgenomen voorziening. Belanghebbende kan echter wel rekening houden met de kosten die een onafhankelijke derde in rekening zou hebben gebracht voor het overnemen van de vervuilde grond. Het hof schat deze kosten in goede justitie op € 200.000. Het hof vermindert de aanslag.

Advocaat-Generaal (A-G) Niessen concludeert dat belanghebbende geen voorziening voor toekomstige saneringskosten kan vormen. Volgens de A-G blijkt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad namelijk dat belanghebbende in verband met de grondsanering geen andere kosten ten laste van zijn resultaat kan brengen dan de kosten die betrekking hebben op de afgraving en de daaropvolgende verplaatsing van de vervuilde grond naar terrein B. De aanslag moet volgens de A-G dan ook in stand blijven.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

1

Gerelateerde artikelen