Rechtbank Gelderland oordeelt dat het bij vrijwillige inkeer gaat om de vraag of de belanghebbende objectief bezien had moeten vermoeden dat de Belastingdienst op de hoogte zou raken van de verzwegen bankrekening. Het subjectieve vermoeden van de belanghebbende is irrelevant.

Aan belanghebbende, X, zijn navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd voor de jaren 2003 t/m 2014 met vergrijpboeten van 40% en 100% wegens verzwijging van een Zwitserse bankrekening bij de UBS-bank. X is het niet eens met de opgelegde vergrijpboeten.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat het bij vrijwillige inkeer gaat om de vraag of de belanghebbende objectief bezien had moeten vermoeden dat de Belastingdienst op de hoogte zou raken van de verzwegen bankrekening. Het subjectieve vermoeden van de belanghebbende is irrelevant (HR 2 mei 2001, nr. 36.199, BNB 2001/319). De rechtbank verwerpt het standpunt van X dat een beroep op de inkeerregeling mogelijk blijft zolang er een serieuze mogelijkheid bestaat dat de inspecteur niet op de hoogte raakt van de onregelmatigheid in de aangifte. In dit geval is X ingekeerd op het moment dat zij al was geïnformeerd over het informatieverzoek van de Nederlandse Belastingdienst aan de Zwitserse belastingautoriteiten. Berichten hierover zijn ook in de media verschenen. Van vrijwillige inkeer als bedoeld in art. 67n AWR is dan geen sprake meer. De rechtbank oordeelt dat de boeten van 40% en 100% in principe passend en geboden zijn. De boeten worden wel gematigd met 10% vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Lees ook de thema's De inkeerregeling en Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 9 januari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen