Belanghebbende, X bv, is in 2006 op zoek naar een onroerende zaak om een zorgvilla voor ouderen te maken. Ze koopt uiteindelijk een onroerende zaak waarbij de verkoper bedingt dat X bv ook het aangrenzende pand koopt. X bv verkoopt dit pand voor € 510.000 aan I, een middellijk aandeelhouder van X bv. De inspecteur corrigeert de VPB-aangifte van X bv, omdat zij haar middellijke aandeelhouder heeft bevoordeeld. Volgens de inspecteur bedraagt de waarde van het aan I verkochte pand namelijk € 911.600.
Rechtbank Arnhem oordeelt dat er sprake is van een winstuitdeling van € 250.000. Dit leidt echter niet tot een winstcorrectie. Volgens de rechtbank leidt de hogere waardering van het ene pand namelijk tot een lagere waardering van het andere pand, zodat ter zake van de doorverkoop van het ene pand geen winst kan worden geconstateerd. De rechtbank gaat daarbij voorbij aan de stelling van de inspecteur dat de waarde van de beide panden afzonderlijk hoger is dan de door X bv betaalde prijs voor het geheel. De rechtbank vermindert de aanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Arnhem
Editie: 12 december