Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat A impliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij voldoende bereikbaar is op het door hem aangegeven e-mailadres. Hij heeft het e-mailadres namelijk vermeld op het formulier dat door hem gebruikt is om bezwaar te maken namens X.

A, de gemachtigde van belanghebbende, X, maakt digitaal bezwaar tegen een aan Z bv opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelastingen. De heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven verzoekt A vervolgens per e-mail om een machtiging te overleggen. Omdat er geen machtiging wordt overgelegd, verklaart de gemeente het bezwaar niet-ontvankelijk. X is het daar niet mee eens. Hij stelt daarbij dat de gemeente per e-mail had gevraagd om een machtiging, terwijl A de elektronische weg niet had opengesteld voor dit soort berichtenverkeer. Verder wijst hij er op dat de gemeente verzoekt om een machtiging van Z bv, terwijl A bezwaar heeft gemaakt namens X.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat A impliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij voldoende bereikbaar is op het door hem aangegeven e-mailadres, door dit e-mailadres te vermelden op het formulier dat door hem is gebruikt om bezwaar te maken namens X. De rechtbank wijst daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 19 oktober 2018, nr. 18/02279 (V-N 2018/56.18). Volgens de rechtbank mag de gemeente er dan ook van uitgaan dat A bereikbaar is op het gebruikte e-mailadres. Verder stelt de rechtbank nog vast dat de aanslag is opgelegd aan Z bv, en dat als X van mening is dat hij een eigen beroepsrecht heeft, dat hij dat dan moet stellen. Nu X dat heeft nagelaten, heeft de gemeente het bezwaar terecht (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 2:14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 24 januari

Focus: Focus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen