Belanghebbende, X, woont sinds 1997 met zijn gezin in een recreatiewoning in de gemeente Rhenen. Tot 2010 werd het permanent bewonen van recreatiewoningen gedoogd door de gemeente. Vanaf 2010 wordt dit alleen nog gedoogd wanneer de bewoners van de woning in het bezit zijn van een zogeheten gedoogbeschikking. Tegen permanente bewoning van een recreatiewoning zonder gedoogbeschikking wordt vanaf 2010 handhavend opgetreden. Als X een gedoogbeschikking aanvraagt, vordert de gemeente van hem een bedrag van € 800 aan ‘leges gedoogbeschikking'. X is het hier niet mee eens.
Hof Arnhem oordeelt dat de gemeente aan X terecht leges in rekening heeft gebracht voor het aanvragen van een gedoogbeschikking permanent wonen. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat bij het verlenen van een gedoogbeschikking aan X het individualiseerbaar belang van de aanvrager voorop heeft gestaan. Het hof overweegt verder dat de rechtstoestand is veranderd aangezien X na het afgegeven van de gedoogbeschikking zekerheid heeft dat de gemeente de permanente bewoning blijft gedogen. Ook in zoverre is er sprake van een dienst waarvoor de gemeente leges mag heffen. De hoogte van de leges, een vast bedrag van € 800, leidt niet tot het oordeel dat hier sprake is van een onredelijke of willekeurige belastingheffing. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.