Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het richten van een griffierechtnota aan een gemachtigde geen belemmering is voor het doorberekenen van dit griffierecht aan zijn cliënt.

Gemachtigde van belanghebbende voldoet niet het griffierecht waarna de rechtbank het door hem ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaart. Er wordt verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Belanghebbende stelt te hebben verzocht om een griffierechtnota op zijn naam en niet op naam van zijn gemachtigde en dat de nota derhalve een verkeerde tenaamstelling bevat. Daarnaast ontbreekt het objectadres in de griffierechtnota waardoor het gemachtigde, aldus hijzelf, te veel werk is om te herleiden welke nota bij welk van zijn beroepszaken hoort.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het richten van een griffierechtnota aan een gemachtigde geen belemmering is voor het doorberekenen van het griffierecht aan zijn cliënt. Van een landelijke praktijk waarbij de nota’s op naam van een ander dan de indiener van het beroepschrift staan is geen sprake. Deze rechtbank heeft namelijk twee keer per brief laten weten aan gemachtigde dat de nota’s niet op een andere naam zullen worden gesteld. Het verzoek om het object op te nemen is eerder ook uitdrukkelijk geweigerd. Dat dit gemachtigde mogelijk belemmert in zijn administratie is als gevolg van zijn keuze om als eenmanskantoor een grote hoeveelheid zaken aan te brengen, voor zijn eigen risico. Hij kan altijd te rade gaan bij de financiële dienst van de rechtspraak bij vragen over nota’s. Dit mag van hem als professioneel rechtsbijstandverlener worden verwacht. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 23 februari

17

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen