De Hoge Raad formuleert na prejudiciële vragen vuistregels voor de bescherming van het verschoningsrecht als het strafrechtelijk onderzoek is gericht tegen een ander dan de verschoningsgerechtigde, terwijl op voorhand niet duidelijk is of en, zo ja, in hoeverre de gevorderde gegevens van bijvoorbeeld de aanbieder van een communicatiedienst onder een functioneel verschoningsrecht vallen.

Vier advocaten van een vermogensbeheerder spannen een civiel kort geding aan tegen de Staat. In 2015 heeft het Openbaar Ministerie (OM) tijdens een strafrechtelijk onderzoek naar de vermogensbeheerder een grote hoeveelheid e-mails bij een hostingbedrijf opgevraagd. Het OM heeft toen kennisgenomen van de inhoud daarvan tussen de advocaten en de vermogensbeheerder. Niet meer in geschil is dat het verschoningsrecht van de advocaten toen op structurele wijze is geschonden (zie V-N 2022/22.20). De strafzaak tegen de vermogensbeheerder is inmiddels geseponeerd. De advocaten willen dat het de Staat wordt verboden zonder tussenkomst van een rechter kennis te nemen van e-mails tussen een verdachte en zijn advocaat. Hof ’s-Hertogenbosch stelt hierover prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.

De Hoge Raad formuleert vuistregels voor de bescherming van het verschoningsrecht als het strafrechtelijk onderzoek is gericht tegen een ander dan de verschoningsgerechtigde, terwijl op voorhand niet duidelijk is of en, zo ja, in hoeverre de gevorderde gegevens onder een functioneel verschoningsrecht vallen. Deze vuistregels dienen om de wettelijke lacunes aan te vullen en zijn gebaseerd op art. 6 van het EVRM en op de jurisprudentie over de doorzoeking en de inbeslagneming van voorwerpen bij een verschoningsgerechtigde. De rechter-commissaris krijgt, conform het wetsvoorstel tot vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafvordering (Kamerstukken II 2022/23, 36 327, nr. 2), een grote rol bij het waarborgen van het verschoningsrecht. Zo kan de rechter-commissaris een rol krijgen bij de filtering van gegevens. Daarbij moet een strikte taak- en functiescheiding zijn tussen de R-C functionarissen die het voor de filtering benodigde onderzoek uitvoeren en de R-C functionarissen die betrokken zijn bij het opsporingsonderzoek of de strafzaak. De vraag welke specifieke “technische voorzieningen” hierbij moeten worden getroffen, valt buiten de rechtsvormende taak van de Hoge Raad en wordt aan de wetgever overgelaten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wetboek van Strafvordering 126aa t/m 126ng/ug

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Strafrecht

Editie: 18 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

102

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen