Hof Amsterdam oordeelt dat X er niet in slaagt een herinvesteringsvoornemen aannemelijk te maken. Daarbij is onder andere van belang dat er in de omgeving geen grond te koop was, en dat die ook zeer waarschijnlijk in de nabije toekomst niet beschikbaar zou komen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X drijft, in maatschapsverband, een akkerbouwonderneming. In 2000 is er, in verband met de verkoop van akkerbouwgrond, contact met verschillende projectontwikkelaars. Medio 2004 dient X een verzoek in voor een minnelijke taxatie van een deel van de akkerbouwgrond, in verband met een mogelijke overdracht dan wel schenking van de grond aan zijn drie kinderen. Eind 2004 wordt een perceel akkerbouwgrond aan de kinderen verkocht, waarna in april 2005 de grond wordt geleverd. De inspecteur corrigeert de verkoopprijs van het perceel. In geschil is of de boekwinst, voor zover deze betrekking heeft op de correctie, gedoteerd kan worden aan de HIR. Hof Den Haag oordeelt dat de boekwinst aan de HIR kan worden gedoteerd. Volgens het hof staat namelijk onweersproken vast dat X het voornemen had om de verkoopopbrengst van het perceel te gebruiken voor de aankoop van landbouwgronden, en heeft er reeds een eerste vervangende aankoop plaatsgevonden. De staatssecretaris gaat in cassatie. X stelt vervolgens incidenteel beroep in cassatie in. De Hoge Raad oordeelt dat X de gecorrigeerde winst aan een HIR kan doteren. De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens naar Hof Amsterdam, om te onderzoeken of bij X op de balansdatum (30 april 2005) een voornemen tot herinvesteren aanwezig was.

Hof Amsterdam (MK III, 19 september 2017, 16/00413 en 16/00414, V-N 2017/61.1.1) oordeelt dat X er niet in slaagt een herinvesteringsvoornemen aannemelijk te maken. Het hof acht daarbij onder andere van belang dat in de omgeving geen grond te koop was, en dat die ook zeer waarschijnlijk in de nabije toekomst niet beschikbaar zou komen. Volgens het hof kon X dan ook alleen maar over meer grond gaan beschikken door grond te gaan pachten. Dit blijkt ook uit het feit dat X niet met vreemd vermogen wilde financieren, en X op de balansdatum niet beschikte over voldoende eigen middelen. Ook wijst het hof er op dat X, na de transacties met de kinderen, nog steeds over een areaal landbouwgrond van 85,5 ha (in eigendom en in pacht). beschikte. Ieder voornemen tot aankoop van grond behelst volgens het hof dan per definitie een uitbreidingsinvestering, waarvoor geen HIR kan worden gevormd. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Lees ook het thema Herinvesteringsreserve:onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.54

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad (Belastingkamer)

Editie: 31 mei

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen