De echtgenote van belanghebbende, X, heeft in het jaar 2012 een (boven)oogledencorrectie ondergaan. De operatie is uitgevoerd door een plastisch chirurg. De kosten ervan zijn niet door haar zorgverzekeraar vergoed. In zijn aangifte ib/pvv 2012 trekt X, onder andere, de kosten voor de oogledencorrectie en kosten voor medicijnen af als specifieke zorgkosten. De inspecteur accepteert deze aftrekposten niet. X komt uiteindelijk in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden overweegt dat voor aftrek van de kosten van de oogledencorrectie vereist is dat er een medische noodzaak voor deze correctie was. De enkele omstandigheid dat de behandeling is verricht door een arts is daarvoor niet voldoende. X slaagt er volgens het hof niet in aannemelijk te maken dat de correctie van de oogleden bij zijn echtgenote medisch noodzakelijk was. Een verklaring daartoe van een arts of ander bewijs ontbreekt in het dossier. De kosten van de correctie zijn terecht niet in aftrek toegelaten door de inspecteur. Ook de kosten van de medicijnen zijn niet aftrekbaar. Dit omdat een voorschrift van een arts ontbreekt. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 31 mei