Hof Den Bosch oordeelt dat de HIR die is gevormd binnen het akkerbouwbedrijf niet kan worden afgeboekt op de investering in het strandpaviljoen. Het zijn twee afzonderlijke ondernemingen en de wettelijke regeling is niet zo ruim dat herinvestering over de ondernemingsgrens heen mogelijk is, ook niet in geval van overheidsingrijpen

Belanghebbende, X, exploiteert een akkerbouwbedrijf van ruim 19 ha. In 2007 vervreemdt X ruim 1 ha. landbouwgrond als gevolg van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54 Wet IB 2001. X zet de exploitatie van het akkerbouwbedrijf voort en vormt ter van zake de boekwinst een herinvesteringsreserve (HIR). In februari 2010 koopt X de door zijn zoon geëxploiteerde onderneming. Dit is een strandpaviljoen op circa 13 km van het landbouwbedrijf, gelegen op het werkeiland Neeltje Jans. X investeert aansluitend fors in deze onderneming, waarna hij met ingang van 1 mei 2010 met zijn echtgenote en zijn zoon een vof aangaat. X brengt het gebruik en genot van de investeringen in het strandpaviljoen in de vof in. Hij werkt zelf ook mee bij de feitelijke exploitatie van het strandpaviljoen. De investeringen zijn gefinancierd met de opbrengst van de eind 2007 verkochte landbouwgrond. X boekt op de HIR een bedrag van € 260.000 af aan investeringen in het strandpaviljoen, hetgeen de inspecteur bestrijdt. Partijen zijn met elkaar eens dat X twee ondernemingen exploiteert: een landbouwonderneming en een horecaonderneming. Partijen zijn het niet met elkaar eens v.w.b. de etikettering van de investeringen in het strandpaviljoen. X benoemt die tot ondernemingsvermogen van zijn landbouwonderneming en de inspecteur benoemt die tot het (buitenvennootschappelijk) ondernemingsvermogen van de horecaonderneming.

Hof Den Bosch oordeelt dat de grenzen der redelijkheid worden overschreden indien de investeringen in het strandpaviljoen tot het vermogen van het landbouwbedrijf worden gerekend. Ook het feit dat de HIR is gevormd ter zake van de vervreemding van grond die het gevolg is van overheidsingrijpen leidt niet tot een zodanige verruiming van de HIR dat de herinvestering in een andere onderneming van X mag plaatsvinden. Het beroep van X is ongegrond.

 

Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.54

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

10

Gerelateerde artikelen