Belanghebbende, X, werkt tegen betaling als gastouder voor de kinderen van haar zoon. Een andere zoon van haar verzorgt haar aangifte IB/PVV en geeft de inkomsten uit het gastouderschap niet aan. In geschil is of de inspecteur de inkomsten via navordering alsnog in de heffing kan betrekken.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur terecht navorderingsaanslagen heeft opgelegd voor de niet opgegeven inkomsten uit gastouderschap. Voor de jaren 2007 en 2008 beschikt de inspecteur over een nieuw feit. Voor 2009 ontbreekt dit nieuwe feit (bij het opleggen van de primitieve aanslag beschikte de inspecteur over informatie die hem in redelijkheid zou hebben moeten doen twijfelen aan de juistheid van de aangifte), maar heeft X zich schuldig gemaakt aan kwade trouw. Ten tijde van de aangifte 2009 was X immers door de Belastingdienst per brief geïnformeerd over de belastbaarheid van de inkomsten. Door deze informatie te verzwijgen voor haar zoon die de aangifte verzorgde, heeft X bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat in 2009 te weinig belasting zou worden geheven. Rekening houdend met het voorgaande acht het hof voor de jaren 2007 en 2008 grove schuld aanwezig en voor het jaar 2009 (voorwaardelijke) opzet. Boeten van 25% (2007 en 2008) respectievelijk 50% (2009) zijn dan passend en geboden. Het hof sluit zich aan bij de beslissing van de rechtbank en verklaart de hoger beroepen van zowel X als de inspecteur ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16