Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur zijn verplichting om de ongeschoonde versie van de op de zaak betrekking hebbende stukken in te dienen niet is nagekomen. Het hof verbindt hier echter geen gevolgen aan omdat het aannemelijk is dat het gaat om stukken waarvan de geheimhoudingskamer reeds geoordeeld heeft dat gedeeltelijke geheimhouding gerechtvaardigd is.
Belanghebbende, X, is het niet eens met een informatiebeschikking over de jaren 2015 en 2016. De informatiebeschikking is opgelegd vanwege de weigering van X om antwoord te geven op vragen van de inspecteur over een verzwegen bankrekening bij de UBS bank in Zwitserland. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de informatiebeschikking terecht is gegeven.
Hof Den Haag oordeelt de inspecteur zijn verplichting om de ongeschoonde versie van de op de zaak betrekking hebbende stukken in te dienen niet is nagekomen. Het hof verbindt hier echter geen gevolgen aan omdat het aannemelijk is dat het gaat om stukken waarvan de geheimhoudingskamer reeds geoordeeld heeft dat gedeeltelijke geheimhouding gerechtvaardigd is. Het hof oordeelt verder dat het verbod op gedwongen zelfincriminatie (nemo tenetur-beginsel) niet in de weg staat aan de informatiebeschikking. Het is (uiteindelijk) de rechter die over de bestraffing of beboeting oordeelt die zal moeten waarborgen dat een belastingplichtige diens recht om niet mee te werken aan zelfincriminatie effectief kan uitoefenen. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Algemene wet bestuursrecht 8:31
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 3 april
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief