De inspecteur legt forse IB-aanslagen op aan belanghebbende. Uit een onderzoek blijkt volgens de inspecteur namelijk dat belanghebbende inkomsten heeft genoten uit de exploitatie van een taxivergunning. Deze vergunning is in 2001 aan belanghebbende verstrekt. Bij deze vergunning werden vijftien afzonderlijke vergunningbewijzen verstrekt met subnummers. Belanghebbende heeft deze inkomsten niet in zijn IB-aangiften opgenomen. Rechtbank Haarlem beslist dat het aannemelijk is dat belanghebbende inkomsten heeft ontvangen uit de exploitatie van de vergunningbewijzen. Tijdens een onderzoek zijn namelijk vergunningbewijzen, die op naam van belanghebbende stonden, aangetroffen bij diverse chauffeurs. Ook van belang is volgens de rechtbank dat belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen de intrekking van de vergunningen. Volgens de rechtbank betekent dit dat belanghebbende belang had bij de vergunningen.
Hof Amsterdam oordeelt dat de vergunningbewijzen met medeweten en instemming van belanghebbende zijn gebruikt door andere taxichauffeurs. Hier doet volgens het hof niet aan af dat belanghebbende vanaf februari 2003 voor langere tijd was gedetineerd. Voor de conclusie dat belanghebbende wel degelijk inkomsten uit de vergunningbewijzen heeft genoten, acht het hof verder nog van belang dat belanghebbende pogingen heeft ondernomen om te voorkomen dat de vergunning zou worden ingetrokken. Volgens het hof heeft de inspecteur echter niet een redelijke schatting gemaakt van de inkomsten die belanghebbende met de vergunningbewijzen heeft verworven. Het hof wijst er hierbij op dat belanghebbende langere tijd gedetineerd was en dat hij derhalve niet zelf taxi's met de vergunning heeft geëxploiteerd maar dat hij de vergunning tegen vergoeding per maand aan derden ter beschikking heeft gesteld. Het hof vermindert de aanslagen.