Belanghebbende, X, maakt op 7 september 2016 bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van 3 juni 2016. Op 6 oktober 2016 besluit de heffingsambtenaar de aanslag ambtshalve in te trekken. Op 2 januari 2017 stelt X de heffingsambtenaar in gebreke, en op 27 februari 2017 stelt X beroep in wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. Op 21 maart 2017 verklaart de heffingsambtenaar het bezwaar van X niet-ontvankelijk.
Hof ’s-Hertogenbosch vernietigt de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant op formele gronden. De rechtbank had het beroep van X tegen het niet tijdig nemen van een uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk in plaats van ongegrond moeten verklaren. Dit omdat de heffingsambtenaar ondertussen uitspraak op bezwaar had gedaan. Aangezien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is, hoefde de heffingsambtenaar X niet te horen en is hij geen dwangsom verschuldigd. Omdat het hoger beroep van X gegrond is, maakt hij wel aanspraak op een proceskostenvergoeding van € 501. X krijgt ook het griffierecht vergoed, omdat de rechtbank een van de stellingen van X verzuimd heeft te behandelen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:20
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 28 januari