X bv koopt in Duitsland een gebruikte personenauto. De datum van eerste toelating van de auto aldaar was 5 juli 2007. In de op 22 februari 2010 ingediende bpm-aangifte wordt uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 70.565 en is rekening gehouden met een afschrijving van 57,8%. Op basis van een taxatiewaarde van € 29.770 berekent X bv de verschuldigde bpm op € 7.540. Op 3 maart 2010 heft de inspecteur € 1.356 bpm bij X bv na. De inspecteur gaat na hertaxatie uit van een inkoopwaarde van € 38.000. Rechtbank Arnhem vernietigt de naheffingsaanslag en kent aan X bv een forfaitaire proceskostenvergoeding toe.
Hof Arnhem oordeelt dat de inspecteur niet eerder kan naheffen dan na het moment van registratie. Om de materieel verschuldigde belasting vervolgens te formaliseren en een betalingsverplichting te doen ontstaan, dient tevens vast staat dat er te weinig belasting op aangifte is voldaan. De naheffingsaanslag is dus ten onrechte opgelegd. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond. X bv maakt met een berekening met het XRAY inruilwaardesysteem niet aannemelijk dat de verschuldigde bpm minder is dan € 7.540. Het incidentele beroep van X bv is met betrekking tot de proceskosten wel gegrond. De naheffing is te wijten aan onrechtmatig handelen van de inspecteur. Voor de beroepsmatig rechtsbijstand in bezwaar en (hoger) beroep krijgt X bv daarom een vergoeding van € 9.104 (excl. btw).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem