Het Amerikaanse X is in 2013 opgericht door D en wordt in de VS aangemerkt als Group Trust. In 2017 gaat een Roth IRA (een individuele pensioenregeling) deelnemen in X. De begunstigde van deze Roth IRA is K, een dochter van D. X neemt deel in dividendarbitragestructuren. In 2017 worden rechten gekocht op uitbetaling op dividend van vennootschappen in diverse landen. Een van de aangekochte rechten ziet op uitbetaling van dividend van Z nv. X verzoekt om teruggaaf van dividendbelasting in verband met de dividenduitkering door Z nv. X beroept zich daarbij op art. 35 Belastingverdrag NL - VS (vrijgestelde pensioenfondsen). De inspecteur wijst het verzoek af, onder andere omdat X volgens hem door anderen wordt gebruikt om dividendbelastingarbitrage te plegen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op teruggaaf van de dividendbelasting. Volgens de rechtbank maakt X niet aannemelijk dat hij voldoet aan de werkzaamhedeneis. A van C bv stelt hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank. Omdat A geen contact heeft met X, en ook geen contactgegevens heeft, merkt hij op dat hij geen nieuwe machtiging kan krijgen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de volmacht van 29 juni 2017 niet toereikend is voor het voeren van gerechtelijke procedures betreffende de teruggaaf van dividendbelasting. Uit deze (beperkte) volmacht kan namelijk geen bevoegdheid tot het instellen van hoger beroep worden afgeleid. C bv is dan op grond van deze volmacht niet gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep. A heeft daarnaast meerdere keren aangegeven dat hij niet in staat is om een nieuwe schriftelijk machtiging te verkrijgen. Het hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk omdat niet is voldaan aan de voorwaarden van art. 6:5 Awb.
Wetsartikelen:
Wet op de dividendbelasting 1965 1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Dividendbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 14 maart