Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur terecht geen vrijstelling van de box 3-heffing aan X heeft verleend. De keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht is te laat gemaakt, omdat de aanslag reeds onherroepelijk vaststond ten tijde van de indiening van de herziene aangifte.

De inspecteur legt op 12 mei 2020 een IB-aanslag 2019 op aan X. Zij dient op 12 april 2021 een herziene aangifte in. In de oorspronkelijke aangifte kiest X, die in aanmerking komt voor de 30%-regeling voor ingekomen werknemers, voor binnenlandse belastingplicht. In de herziene aangifte komt zij terug op deze keuze in verband met het box 3-vermogen. De inspecteur wijst erop dat de aanslag al onherroepelijk was en wijst het verzoek om ambtshalve vermindering af. Hij is het wel met X eens dat zij, als ingekomen werknemer, vrijgesteld kan worden van de box 3-heffing, als zij daar tijdig voor kiest.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur terecht geen vrijstelling van de box 3-heffing aan X heeft verleend. De keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht is te laat gemaakt, omdat de aanslag reeds onherroepelijk vaststond ten tijde van de indiening van de herziene aangifte. Dat de herziene aangifte in verband met corona en de ziekte van de kinderen te laat is ingediend, acht de rechtbank niet van belang. De ziekte van de kinderen speelt namelijk al sinds 2018 en tussen het opleggen van de aanslag en het indienen van de herziene aangifte liggen tien maanden. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook het thema De 30%-regeling.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 11

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Wet inkomstenbelasting 2001 2.6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 14 maart

Carrousel: Carrousel

33

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen