Rechtbank Gelderland oordeelt dat de Belastingdienst bij het horen van X bv heeft gehandeld in strijd met de niet-betrokkenheidseis van art. 7:5 van de Awb. 

Belanghebbende, X bv, is een naar Nederlands recht opgerichte bv. In geschil is of terecht dividendbelasting is ingehouden. Het geschil spitst zich toe op de vraag of art. 34 lid 2 BRK van toepassing is.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de Belastingdienst bij het horen van X bv heeft gehandeld in strijd met de niet-betrokkenheidseis van art. 7:5 van de Awb. Nu X bv echter niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door de gang van zaken bij het horen is benadeeld, besluit de rechtbank het bestreden besluit in stand te laten (art. 6:22 Awb). In de schending van de hoorplicht ziet de rechtbank wel aanleiding om X bv een proceskostenvergoeding toe te kennen. De rechtbank ziet op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht geen ruimte om ook voor de ‘mede-gemachtigde', die geen professioneel rechtsbijstandverlener is, een kostenvergoeding toe te kennen. Inhoudelijk stelt de rechtbank de Belastingdienst in het gelijk. Nu X bv niet aannemelijk maakt dat zij op Curaçao aan de belastingheffing is onderworpen, kan zij niet aangemerkt worden als inwoner van Curaçao. Van een dubbele woonplaats is dan geen sprake, zodat aan de tie-breaker van art. 34 lid 2 BKR niet wordt toegekomen. De inhouding van dividendbelasting is terecht.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:5

Wet op de dividendbelasting 1965 1-3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Dividendbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 28 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen