Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de redelijke behandeltermijn voor de fase na verwijzing een jaar bedraagt, en is overschreden met twee jaar en tien maanden. X bv heeft uiteindelijk recht op een immateriële schadevergoeding van € 1500.

De aandelen van belanghebbende, X bv, zijn in handen van Y. Y houdt tevens de aandelen in C bv. Y verkoopt haar aandelen C bv in 1993 aan een Liechtensteinse stichting (D). Z, de echtgenoot van Y, is betrokken bij de werving van klanten voor een financieringsproduct van J Consultants Inc. uit de VS. De fees die J betaalt, lopen via D. Via C bv en Y komen de fees terecht bij Z. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur VPB-(navorderings)aanslagen op aan X bv. Naar aanleiding van de uitspraken van Hof Arnhem (7 april 2010, 05/00156 tot en met 05/00159) en het arrest van de Hoge Raad (11 mei 2012, nr. 10/02035) herziet de inspecteur ambtshalve de belastingaanslagen, diverse verliesbeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente. Na verwijzing is slechts nog in geschil of X bv recht heeft op vergoeding van immateriële schade en op vergoeding van proceskosten.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de redelijke behandeltermijn voor de fase na verwijzing een jaar bedraagt, en is overschreden met twee jaar en tien maanden. Aangezien de termijnoverschrijding voor een periode van zes maanden aan X bv te wijten is, bestaat recht op een immateriële schadevergoeding van € 1500. Verder kent het hof nog een proceskostenvergoeding van € 2790 toe aan X bv.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 3 juni

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen