De Raad van State oordeelt dat voor de vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag over het jaar 2014 rekening moet worden gehouden met de betaling uit juli 2017. Er waren namelijk opstartproblemen bij de facturatie van de kinderopvang.

Naar aanleiding van een beroepsprocedure over de kinderopvangtoeslag over 2014, komt X er in juli 2017 achter dat hij de nota voor de opvang in juni 2014 niet (volledig) heeft betaald. Hij betaalt het (restant)bedrag daarop direct. In geschil is of deze betaling nog moet worden meegenomen voor het berekeningsjaar 2014.

De Raad van State oordeelt dat voor de vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag over het jaar 2014 rekening moet worden gehouden met de betaling uit juli 2017. Volgens de RvS waren er namelijk opstartproblemen bij de facturatie van de kinderopvang. Verder is er, gezien de betaalgeschiedenis van X, geen reden om aan te nemen dat hij de factuur voor de maand juni 2014 met opzet niet direct geheel heeft voldaan. De RvS acht de verklaring van X, dat hij het restantbedrag van de factuur voor de maand juni 2014 eerder zou hebben betaald, als hij daar eerder achter was gekomen, geloofwaardig. Vervolgens stelt de RvS vast dat, alhoewel een betaling in 2017 voor kinderopvang in 2014 in beginsel te laat is, de betaling uit juli 2017 toch kan worden toegerekend aan het berekeningsjaar 2014.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 18

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet

Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Editie: 13 september

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen