Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat Nederland het heffingsrecht heeft over de pensioenuitkeringen die een inwoner van België vanuit Nederland ontvangt.
X is in de jaren 2014 tot en met 2017 buitenlands belastingplichtige en inwoner van België. Hij ontvangt vanuit Nederland pensioen-, lijfrente- en AOW-uitkeringen. België heft over 223/280e deel van het pensioen geen personenbelasting naar het algemene tarief. De Belgische fiscale autoriteiten merken dat deel van het pensioen aan als een lijfrente, omdat dat deel voor 2004 is opgebouwd. Per saldo is in 2014 € 23.739,75 en in 2015, 2016 en 2017 € 24.702,72 aan pensioenen en lijfrenten vanuit een Nederlandse bron niet progressief belast in België. Volgens de inspecteur zijn de pensioenuitkeringen volledig in Nederland belast, omdat de totale bruto pensioenuitkeringen gezamenlijk hoger zijn dan € 25.000. In geschil is onder meer of Nederland op basis van artikel 18 van het Belastingverdrag met België het heffingsrecht heeft over het in de jaren 2014 tot en met 2017 genoten pensioen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat Nederland het heffingsrecht heeft over de pensioenuitkeringen. De inspecteur stelt terecht dat voor de € 25.000-grens de bruto-pensioenuitkeringen in aanmerking moeten worden genomen. Eisers standpunt dat hierbij alleen moet worden gekeken naar het pensioen dat in België niet progressief wordt belast, is onjuist.
[Bron Uitspraak]
Wetsartikelen:
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 18
10