Rechtbank Den Haag oordeelt dat de door Uruguay ingehouden bronbelasting op betalingen aan de in Nederland gevestigde vennootschap X niet verrekenbaar is als in de toekomst verrekenbare bronbelasting op grond van het Besluit voorkoming dubbele belasting (Bvdb) 2001.

X is een in Nederland gevestigde vennootschap. In 2015 maakt X verlies. De dochtervennootschap van X is gevestigd in Uruguay en heeft in dat jaar aldaar bijna € 150.000 bronheffing afgedragen. Eerst verwerkt X de bronbelasting in de aangifte vennootschapsbelasting, doch later neemt X het standpunt in dat de Uruguayaanse bronbelasting kwalificeert als - in de toekomst - verrekenbare bronbelasting in de zin van art. 36 Besluit voorkoming dubbele belasting (BvdB) 2001. De inspecteur is het niet met X eens en geeft een beschikking voortwenteling bronbelasting van nihil af.

Rechtbank Den Haag stelt vast dat Nederland geen verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, zodat het BvdB 2001 van toepassing is. Om de ingehouden bronheffing te kunnen verrekenen op grond van het besluit dient de schuldenaar van de royalty’s te zijn gevestigd in een ontwikkelingsland. Omdat Uruguay in 2015 niet voorkomt op de lijst van ontwikkelingslanden zoals omschreven in het BvdB, kwalificeert Uruguay niet als ontwikkelingsland en is het niet mogelijk om art. 36 Bvdb 2001 toe te passen voor de in Uruguay geheven bronbelasting. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 44

Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 24 mei

69

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen