De Belastingdienst legt een informatiebeschikking op aan de gemachtigde van belanghebbende, X. De informatiebeschikking is bestemd voor X. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de informatiebeschikking ondanks de verkeerde tenaamstelling in stand kan blijven.
De Hoge Raad oordeelt dat een informatiebeschikking met een onjuiste tenaamstelling in stand kan blijven wanneer er geen onduidelijkheid is over de vraag voor wie de beschikking is bestemd. De rechtspraak over de geldigheid van belastingaanslagen (art. 5 AWR) is van overeenkomstige toepassing op informatiebeschikkingen (art. 52a AWR). Die rechtspraak komt erop neer dat een aanslagbiljet niet voldoet aan de vereisten voor het ontstaan van een betalingsverplichting indien de op het biljet vermelde gegevens redelijkerwijs twijfel kunnen oproepen of het aanslagbiljet is bestemd voor degene ten name van wie de aanslag is gesteld (vgl. HR 3 december 2010, nr. 09/00174, BNB 2011/28). Het hof heeft vastgesteld dat in het onderhavige geval er redelijkerwijs geen misverstand over kon bestaan, en ook niet heeft bestaan, dat de informatiebeschikking ten aanzien van X is genomen. Het hiertegen gerichte middel faalt. Verder oordeelt de Hoge Raad dat er geen rechtsregel bestaat die het hof verhinderde om kennis te nemen van en belang toe te kennen aan de beslissing van het Fürstliches Landgericht, welke beslissing door X ter ondersteuning van zijn eigen stellingen aan de inspecteur is toegezonden. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X ongegrond en bepaalt dat X binnen zes weken de in de informatiebeschikking gestelde vragen moet beantwoorden.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 5