Belanghebbende, X, is belastingadviseur. Hij is ondernemer voor de inkomstenbelasting. In geschil is onder meer de vermogensetikettering bij de aanslag IB/PVV 2010.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 21 maart 2017, 15/01480 en 16/01056, V-N Vandaag 2017/754) oordeelt dat de inspecteur de woning terecht niet tot het ondernemingsvermogen heeft gerekend en terecht correcties heeft aangebracht voor de kosten van uitbesteed werk en de aftrek van een vaste kostenvergoeding. Door in zijn aangifte de kosten van werkzaamheden van zijn partner op te voeren als kosten van uitbesteed werk, heeft X (als belastingadviseur) niet de vereiste aangifte gedaan. Het hof past omkering van de bewijslast toe en oordeelt dat de inspecteur de correcties niet onredelijk of willekeurig heeft vastgesteld. Wat betreft de woning oordeelt het hof dat X niet overtuigend heeft aangetoond dat de woning voor meer dan 10% gebruikt wordt voor de onderneming, op grond waarvan de woning tot het keuzevermogen gerekend had kunnen worden. Als dat wel het geval zou zijn geweest, dan had X de woning al eerder als ondernemingsvermogen moeten etiketteren, hetgeen hij niet heeft gedaan. Dat toen nog geen sprake was van winst uit onderneming, heeft X niet overtuigend aangetoond. X kan niet terugkomen op zijn keuze om de woning tot zijn privévermogen te rekenen.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Fiscale aspecten vermogensetikettering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8