Belanghebbende, X, en B houden (indirect) de aandelen in D bv. X en B stellen sinds 1 maart 1995 een pand ter beschikking aan D bv. In zijn IB-aangifte 2001 hanteert X een opstapwaarde van € 2,1 mln. Naar aanleiding van de IB-aangifte 2002 stelt de inspecteur enkele vragen over de vaststelling van de waarde van het pand. Na de beantwoording legt de inspecteur de aanslag op conform de aangifte. Medio 2006 bereikt X overeenstemming met J over de verkoop van de aandelen D bv. De aandelen worden op 1 november 2007 geleverd. In geschil is of de tbs-regeling in 2006 of 2007 is geëindigd, en wat het resultaat daarvan is. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte 2007 met € 376.444. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de tbs-regeling in 2007 is geëindigd, en dat het uiteindelijke door X behaalde resultaat € 384.942 bedraagt.
Hof Amsterdam (MK IV, 6 december 2016, 15/00627 en 15/00628, V-N 2017/14.1.3.) oordeelt dat de terbeschikkingstelling op 1 november 2007 is geëindigd. Vervolgens stelt het hof vast dat de waarde in het economisch verkeer per 1 november 2007 ten minste € 4.953.508 bedraagt. Om te bepalen of de correctie te hoog is, onderzoekt het hof vervolgens wat de boekwaarde per 1 november 2007 is. Het hof overweegt daarbij dat X er op mocht vertrouwen dat de inspecteur de door X gehanteerde waarde juist achtte. De inspecteur heeft namelijk geen nadere vragen gesteld naar aanleiding van de door X overgelegde informatie bij de behandeling van de IB-aangifte 2002. De inspecteur heeft de IB-aangifte 2002 (en ook voor de latere jaren) op het punt van het pand geheel gevolgd. De totale boekwaarde van het pand per 1 november 2007 bedraagt volgens het hof dan € 3.477.732. Evenals de rechtbank is het hof van mening dat de aanslag dan niet te hoog is vastgesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema De terbeschikkingsregelingen
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92