X bv doet in september 2015 BPM-aangifte ter zake van de registratie van een gebruikte – uit België afkomstige – personenauto met schade. De auto heeft een datum van eerste toelating uit 2015. In de aangifte is het tarief toegepast van 2015, zijnde € 10.295. De registratie vindt plaats in 2016 na herstel van de schade. In geschil is of X bv toch terecht extra leeftijdskorting claimt en of van het historische BPM-tarief van 2014 mag worden uitgegaan (art. 16a Wet BPM 1992).
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv terecht extra leeftijdskorting claimt, ondanks dat de schade voorafgaand aan de registratie is hersteld (zie Besluit 16 juni 2015, nr. BLKB2015/642M, V-N 2015/32.21). Het niet toepassen van de leeftijdskorting is namelijk in strijd met het EU-recht (zie ook de eerdere uitspraak van 21 april 2017, nr. 16/3323, V-N 2017/39.21.4). De voorwaarde om de auto in ongewijzigde staat te houden gold al voor vergunninghouders, maar werd niet gehandhaafd. Het is dus mogelijk dat er vergelijkbare auto's op de Nederlandse markt zijn waarop een lagere BPM rust (art. 110 VWEU). De verschuldigde BPM wordt verlaagd tot € 7.798. Het tarief van 2014 is niet van toepassing, omdat de registratie niet in de eerste twee maanden van 2015 heeft plaatsgevonden. De registratie in 2016 is dus bepalend (zie HR 27 januari 2017, nr. 16/02949, V-N 2017/7.20). Het beroep van X bv is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16a
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10b
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 7 februari