Belanghebbende, X, drijft een eenmanszaak. Hij beschikt over verschillende voertuigen die hij tegen vergoeding ter beschikking stelt aan A vof (een rijschool). X is een van de vennoten van A vof. De instructeurs, die de rijlessen verzorgen, zijn de andere vennoten. De inspecteur stelt een onderzoek in naar de gang van zaken bij A vof. Naar aanleiding van dit onderzoek corrigeert de inspecteur de IB-aangifte 2009. Volgens de inspecteur zijn de instructeurs namelijk in dienstbetrekking werkzaam voor X. In het concept controlerapport van 8 december 2011 merkt de inspecteur op dat hij de controle zal afronden conform het rapport, als hij vóór 6 januari 2012 geen reactie van X heeft ontvangen. Op 8 maart 2012 heeft het eindgesprek plaats, waarna op 14 maart 2012 het definitieve rapport wordt opgesteld, waarin aanpassingen ten opzichte van het concept controlerapport zijn opgenomen. X stelt dat hij er op mocht vertrouwen dat de aangifte zou worden afgewerkt conform de bevindingen uit het concept controlerapport.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 15 april 2016, 14/00550 en 14/00551, V-N 2016/60.1.2) oordeelt dat de inspecteur niet is gebonden aan de opmerkingen in het concept controlerapport. Volgens het hof heeft X namelijk vóór 6 januari 2012 gereageerd op het concept controlerapport. Zo heeft X op 18 december 2011 opgemerkt dat hij na het eindgesprek inhoudelijk zal reageren. Verder stelt het hof vast dat X, in de periode 8 december 2011 - 8 maart 2012 schriftelijk op het concept controlerapport heeft gereageerd. Ook wijst het hof er op dat de inspecteur vóór 8 maart 2012 nog een gewijzigd concept controlerapport aan X heeft verstrekt, en dat de wijzigingen ten opzichte van het eerdere concept controlerapport, van 8 december 2011, zijn doorgenomen. De aanslag blijft in stand.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25