Verwijzingshof 's-Gravenhage overweegt dat de inspecteur bewezen heeft dat X de beboetbare feiten heeft begaan.

Belanghebbende, X, komt in beroep tegen de hem opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen met bijbehorende boeten. Reden voor de aanslagen is dat X, volgens de Belastingdienst, in de jaren negentig over bankrekeningen bij de KB-Luxbank beschikte. Deze rekeningen en de rente daaruit zou X voor de fiscus verzwegen hebben. In de cassatieprocedure overweegt de Hoge Raad wat betreft de boeten dat het verwijzingshof moet beoordelen:(i) in hoeverre de inspecteur voor elk van de jaren 1990 tot en met 2000 het bewijs heeft geleverd dat X het feit waarvoor de boete is opgelegd, heeft begaan; en(ii) (voor zover het verwijzingshof van oordeel is dat dit bewijs is geleverd) in hoeverre elk van de opgelegde boeten in zoverre een passende en ook geboden sanctie voor de begane vergrijpen is.

Verwijzingshof 's-Gravenhage overweegt dat de inspecteur is geslaagd in het van hem te verlangen bewijs dat X in elk van de in geding zijnde jaren het beboetbare feit heeft begaan. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat het de inspecteur geslaagd acht voor elk van de jaren aannemelijk te maken dat X uitgaande van de hem toegedichte rentebaten de rentevrijstelling volledig heeft benut en aldus opzettelijk voor heffing van inkomstenbelasting in aanmerking komende rentebaten buiten het beeld van de fiscus heeft gehouden. De boeten zijn door Hof Amsterdam vermindert tot 64% van de per jaar nagevorderde belasting. Voor een verdere vermindering vanwege langer undue delay ziet het verwijzingshof geen reden.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Gravenhage

Editie: 17 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen