Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur het bezwaar van X tegen de verzuimboete terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een op 24 februari 2017 gedagtekende verzuimboete. Het bezwaarschrift heeft als dagtekening 25 april 2017 en komt op 26 april 2017 bij de Belastingdienst binnen. In geschil is of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur het bezwaar van X tegen de verzuimboete terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. X maakt niet aannemelijk dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De enkele, eerst in beroep ingenomen stelling dat X de aanslag niet heeft ontvangen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Daarnaast is geen sprake van schending van de hoorplicht. De inspecteur mocht er vanuit gaan dat X geen behoeft meer had aan een hoorgesprek omdat X niet heeft gereageerd op een uitnodiging van de Belastingdienst om een afspraak te maken voor een hoorzitting. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.

Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:3

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 18 januari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen