Belanghebbende, Stichting X, is in 2005 opgericht door de heer Y. Vanaf 2006 heeft X de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI). X bezit en exposeert een groot aantal oldtimers. Medio 2008 krijgt X de nalatenschap van de heer G met een waarde van ruim € 2 miljoen. Na een bedrijfsbezoek in 2010 trekt de inspecteur eind 2011 de ANBI-status met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008 in. Als gevolg hiervan krijgt X alsnog een aanslag successierecht. Volgens Rechtbank Den Haag beroept X zich ten onrechte op uitlatingen van de Staatssecretaris van Financiën (zie onder meer V-N 2011/36.4) waaruit op te maken zou zijn dat alleen bij misbruik de ANBI-status met terugwerkende kracht kan worden ingetrokken. Hof Den Haag oordeelt dat de intrekking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 slechts geoorloofd zou zijn als sprake is geweest van kwade trouw. De inspecteur heeft namelijk tot tweemaal toe een weloverwogen standpunt ingenomen met inachtneming van alle relevante gegevens over de feitelijke activiteiten. De intrekking kan niet eerder in werking treden dan op 1 januari 2010. X dient niet voor ten minste 50% het algemeen belang. De feitelijke activiteiten richten zich namelijk hoofdzakelijk op het in stand houden van een particuliere collectie oldtimers en het promoten van het transportbedrijf van Y. Partijen gaan in cassatie.
Advocaat-Generaal Niessen is van mening dat de intrekking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 geoorloofd is omdat X onjuiste gegevens had verstrekt. Volgens de aanvraag van X zou zij met haar werkzaamheden namelijk ten minste voor 50% het algemeen belang dienen. Aangezien de feitelijke werkzaamheden pas later getoetst kunnen worden, is het redelijk om de ANBI-beschikking met terugwerkende kracht in te kunnen trekken. De vraag of X al dan niet te kwade trouw was, is volgens de A-G niet relevant. Verwijzing moet volgen voor behandeling van de stelling van X dat intrekking met terugwerkende kracht afstuit op het gelijkheidsbeginsel. Beide cassatieberoepen zijn volgens de A-G gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.33