De Kennisgroep loonheffingen heeft een standpunt ingenomen over toepassing van de concernregeling in de loonbelasting. Onder bepaalde omstandigheden mag een inhoudingsplichtige, die onderdeel uitmaakt van het concern, maar niet het hoogste loon heeft, toch de verschuldigde eindheffing afdragen.

In de voorgelegde casus past een concern met ongeveer 800 inhoudingsplichtigen de concernregeling toe van art. 32 lid 1 Wet LB 1964. Het concern heeft een eenmalige tegemoetkoming toegekend aan een bepaalde groep werknemers in verband met de stijgende inflatie. De tegemoetkoming is aangewezen als eindheffingsloon, waardoor de vrije ruimte op concernniveau is overschreden. Het concern wil de verschuldigde eindheffing over 2022 laten aangeven en afdragen door X bv, die de centrale administratie en consolidatie doet voor de concerndelen. X bv is niet de inhoudingsplichtige met het hoogste loon.

De inspecteur kan op grond van art. 64 AWR (doelmatige formalisering van belastingschulden) toestaan dat X bv de verschuldigde eindheffing afdraagt, mits alle inhoudingsplichtigen van het concern hiermee instemmen. Voorwaarde is dat de formalisering niet leidt tot een lagere schuld en bijdraagt aan een doelmatige heffing voor zowel de belastingplichtige als de Belastingdienst. Daar wordt in deze situatie aan voldaan.

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 64

Wet op de loonbelasting 1964 31

Wet op de loonbelasting 1964 32

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 3 juli

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen