De Kennisgroep winstfaciliteiten en firmaproblematiek heeft samen met de Kennisgroep successiewet een standpunt gepubliceerd over het begrip ‘objectieve onderneming’ in relatie tot het voortzettingsvereiste en de bezitstermijn.

In de voorgelegde casus gaat het om X bv, die activiteiten verricht in de detailhandel en groothandel. De beide onderdelen verschillen door afgescheiden administraties en distributie, eigen onroerend goed, eigen personeelsbestanden en assortiment, eigen klantenkring en eigen bedrijfsnaam. De aandeelhouder van X bv overlijdt in 2016, waardoor de aandelen vererven naar Y. Y doet een beroep op de BOR. In 2019 verkoopt X bv de gehele detailhandelstak aan Z bv, die al een vergelijkbare onderneming drijft. De detailhandelstak gaat volledig op in Z bv.

Binnen X bv worden twee objectieve ondernemingen onderscheiden, de detailhandelstak en de groothandelstak. De verkoop van de detailhandelstak leidt tot het staken van deze objectieve onderneming. Hierdoor wordt niet voldaan aan het voortzettingsvereiste.

De aankoop van de detailhandelstak door Z bv leidt tot een uitbreiding van haar objectieve onderneming. Gelet op de arresten van de Hoge Raad van 29 mei 2020, nr. 19/01680, V-N 2020/26.13, en nr. 19/00189, V-N 2020/26.12, gaat er voor Z bv geen nieuwe bezitstermijn lopen voor de aangekochte detailhandelstak.

Lees ook het thema De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet,

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 35e

Successiewet 1956 35d

Successiewet 1956 35c

Successiewet 1956 35b

[Nieuwsbron]

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 25 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

722

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen