De Kennisgroep invordering & civiel recht stelt dat de ontvanger voor de toetsing of een fiscale eenheid omzetbelasting (FE OB) kwalificeert als ‘eigenbouwer’ de bedrijfs- en ondernemersfictie FE OB moet toepassen.
De inspecteur sluit bij zijn beoordeling over het toepassen van de verleggingsregeling ex art. 12 Wet OB 1968 jo. art. 24b lid 3 Uitv. besl. OB 1968 aan bij de uitleg van het begrip ‘ondernemer’. Er zijn situaties waarin de inspecteur oordeelt dat een FE OB in zijn geheel als ‘eigenbouwer’ kan worden aangemerkt, zodra één van de onderdelen als eigenbouwer ex art. 35 IW 1990 kwalificeert. Aan de Kennisgroep invordering & civiel recht is de vraag voorgelegd of de uitleg van de inspecteur met betrekking tot de FE OB en het zijn van eigenbouwer, ook de uitleg is die de ontvanger moet hanteren. De Kennisgroep beantwoordt de vraag bevestigend. Het is namelijk wenselijk dat de ontvanger de begrippen ‘bedrijf’ en ‘ondernemer’ in de Wet OB 1968 en de IW 1990 dezelfde uitleg geeft. De ontvanger moet daarom, bij de beoordeling van de vraag of een FE OB als eigenbouwer kan worden aangemerkt, de fictie die wordt gehanteerd bij de FE OB om deze als een ‘bedrijf’ en ‘ondernemer’ aan te merken, ook toepassen op het begrip ‘eigenbouwer’.
Lees ook het thema Keten- en inlenersaansprakelijkheid.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 24b
Wet op de omzetbelasting 1968 12
Rubriek: Invordering, Omzetbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 27 september
Informatiesoort: VN Vandaag