Belanghebbende, X, is enig aandeelhouder van A bv. Deze bv is samen met een fiscale eenheidsdochter eigenaar van een bedrijfsterrein met opstallen. Het grootste deel van het terrein is geasfalteerd, een gedeelte is beklinkerd en een gedeelte is onverhard. In juli 1993 verkoopt A bv het terrein aan X die het terrein weer terugverhuurt aan A bv. Vanaf 1 april 1997 verhuurt A bv het bedrijfsterrein onder aan B bv en vanaf 1 oktober 1998 aan F bv. Eind december 2000 zegt X de huurovereenkomst met A bv op en draagt hij het bedrijfsterrein over aan zijn kinderen. De kinderen sluiten met de huurders van het terrein (waaronder F bv) nieuwe huurovereenkomsten. In de jaren 2000 t/m 2002 investeert A bv in de bestrating van het terrein.
Hof Arnhem (MK I, 22 juni 2010, 08/00499, 08/00500 en 08/00501) oordeelt dat X een (verkapte) winstuitkering heeft genoten ter grootte van € 480.156. Dit is het niet-aftrekbare gedeelte van de investering die A bv heeft gedaan in de terreinbestrating (zie Hof Arnhem 22 juni 2010, nr. 08/00503 e.a.). Ook de investeringen die A bv heeft gedaan in een hangar en een landingsplaats, en de helikopterkosten die A bv heeft gemaakt, worden als een winstuitdeling aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).