Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de erfbelasting een tijdstipbelasting is, zodat eventuele waardedalingen of -stijgingen van de effectenportefeuille niet van belang zijn voor de waarde van de verkrijging.

X en zijn broer zijn de erfgenamen van een tante die op 26 februari 2020 is overleden. Haar bezit bestaat uit onder meer een effectenportefeuille. De waarde hiervan is op de peildatum 25 februari 2020 € 1.472.935. Na liquidatie door de bank resteert slechts € 1.255.679. In geschil de aanslag erfbelasting die uitgaat van de waarde op de genoemde peildatum. Volgens X is dit in strijd met art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de erfbelasting een tijdstipbelasting is, zodat eventuele waardedalingen of -stijgingen niet van belang zijn voor de waarde van de verkrijging. De keuze van de wetgever om aan te sluiten bij het tijdstip van overlijden valt binnen de ruime beoordelingsvrijheid. De lagere opbrengst houdt verband met de keuze van X en zijn broer om de portefeuille bij de eerste mogelijkheid, direct nadat de verklaring van erfrecht aan hen was verleden, te laten liquideren. De effectieve belastingdruk van 44,22% is evenmin een individuele en buitensporige last. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Successiewet 1956 21

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen, Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 15 mei

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen