Fiscale eenheid, X bv, levert twee soorten matrassen. Matras 1 wordt specifiek aangeboden als antidecubitusmatras. Deze wordt geheel dan wel nagenoeg geheel geleverd aan zorginstellingen en ziekenhuizen. De matras is geschikt voor stalen ziekenhuisbedden. Matras 2 wordt door X bv aangeboden op de consumentenmarkt. Daarbij wordt in de reclame-uiting de eigenschap van de matrassen als 'voortreffelijke drukverlaging' aanbevolen. Zij worden niet expliciet als antidecubitusmatrassen aangeboden. Op 29 april 2004 heeft de inspecteur goedgekeurd dat op de levering van beide soorten matrassen het verlaagde tarief van 6% mag worden toegepast. Eind 2010 trekt de inspecteur de goedkeuring voor matras 2 in. X bv komt in beroep en stelt dat matras 2 wel onder de in Tabel I, post a.37 bij de Wet OB 1968 genoemde antidecubitusmatras valt. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is matras 2 voor gebruik door een ieder bedoeld en niet speciaal voor mensen die vanwege een ziekte of handicap op zodanige wijze van het bed gebruik maken dat zij een reëel risico op decubitus lopen. Gelet op de wetssystematiek, de bedoeling van de wetgever en het unierechtelijke kader, zijn de matrassen 2 geen antidecubitusmatrassen als bedoeld in Tabel I, post a.37, bij de Wet OB 1968. X bv heeft over de omzet van deze matrassen terecht het normale tarief van 19% toegepast. Voor een teruggaaf van omzetbelasting is geen aanleiding. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 9