Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het verzoek tot middelingsteruggaaf terecht is afgewezen, omdat het belastbare inkomen uit werk en woning in alle drie jaren nihil is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X doet een verzoek tot middelingsteruggaaf over de jaren 2011-2013. Zijn belastbare inkomens over deze jaren zijn, na verliesverrekening, vastgesteld op nihil. De inspecteur wijst het verzoek bij beschikking af. Ook het bezwaar hiertegen wijst hij af. In geschil is of de inspecteur dit verzoek om een middelingsteruggaaf terecht heeft afgewezen.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/34.1.3) oordeelt dat het verzoek tot middeling terecht is afgewezen. Op grond van art. 3.154 Wet IB 2001 geldt voor de berekening van een middelingsteruggaaf als uitgangspunt de te betalen belasting op werk en woning in elk kalenderjaar. Voor X is de te betalen belasting nihil, omdat zijn ondernemingsverliezen in deze jaren terecht zijn verrekend, zodat het belastbare inkomen uit werk en woning nihil is. Aanvullend oordeelt het hof dat X geen recht heeft op een immateriëleschadevergoeding omdat de tweejaarstermijn in zowel de bezwaar- als de beroepsfase niet is overschreden.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.150

Wet inkomstenbelasting 2001 3.148

Wet inkomstenbelasting 2001 3.154

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 24 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

749

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen