Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de auto was geparkeerd op een voor openbaar rij- of ander verkeer openstaand parkeerterrein. Er zijn namelijk geen fysieke barrières aangebracht, waarmee de toegang voor het vrije verkeer wordt belemmerd.
Mevrouw X woont sinds 16 mei 2014 officieel in Nederland. Op 1 mei 2017 wordt bij een controle een auto met Roemeens kenteken op de weg aangetroffen, waarvan X de houder is. In geschil is de mrb-naheffingsaanslag van € 7635 over de periode 16 mei 2014 tot en met 30 april 2017, alsmede de verzuimboete van € 5278. Volgens X maakte ze met de auto geen gebruik van de weg omdat deze was geparkeerd op het privéterrein van een horecabedrijf.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de auto was geparkeerd op een voor openbaar rij- of ander verkeer openstaand parkeerterrein. Er zijn namelijk geen fysieke barrières aangebracht, waarmee de toegang voor het vrije verkeer wordt belemmerd (zie HR 11 mei 2007, 41.912, V-N 2007/23.23). De naheffingsperiode is ook terecht, omdat X niet aannemelijk maakt dat de auto haar op een later moment dan 16 mei 2014 feitelijk ter beschikking heeft gestaan. De boete wordt wel gematigd tot € 3250. De naheffing is namelijk tot stand gekomen met toepassing van het bewijsvermoeden over de duur van het houderschap. Er is ook meegewogen dat de verklaring van de exploitant van het horecabedrijf wel een objectieve aanwijzing is dat de auto pas vanaf maart 2016 X feitelijk ter beschikking staat. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 17 september