De Hoge Raad oordeelt dat het hof de woorden 'samen gebruikt, verbruikt of verwijderd' onjuist heeft uitgelegd door aan te nemen dat een verpakking ook onder de van de WBM-uitgezonderde producten valt indien de inhoud ervan wordt verbruikt, terwijl de verpakking is bestemd om te worden weggegooid na afloop van het gebruik of verbruik van de inhoud. Voor zover pithouders van geperste waxinelichtjes in de naheffing zijn betrokken, moeten de aanslagen na verwijzing worden verminderd.
X bv produceert en verkoopt waxinelichtjes. Een waxinelichtje bestaat uit een cup van aluminium, een lontje, een stalen pithouder die ervoor zorgt dat het lontje niet wegdrijft en paraffine. X bv maakt twee varianten. Bij een 'afgevuld' waxinelichtje wordt de cup met verwarmde paraffine gevuld en zijn de cup, pithouder en paraffine na kristallisatie van de paraffine onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij een 'geperst' waxinelichtje zitten de paraffineblokjes met de pithouder en het lontje los in de cup. Volgens de inspecteur zijn de cup en de pithouder verpakkingen. In geschil is of terecht naheffingsaanslagen verpakkingenbelasting zijn opgelegd. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de cup nodig is om de paraffine tijdens haar levensduur te bevatten en dat gebruik van de paraffine zonder de cup niet mogelijk is. Hoewel de cup in beginsel een verpakking is, valt deze dus onder de uitzondering van art. 80 onderdeel a van de WBM. Alle elementen van het waxinelichtje zijn namelijk bedoeld om samen gebruikt te worden. De Staatssecretaris van Financiën en X bv gaan in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof de woorden 'samen gebruikt, verbruikt of verwijderd' onjuist heeft uitgelegd door aan te nemen dat een verpakking ook onder de van de WBM-uitgezonderde producten valt indien de inhoud ervan wordt verbruikt, terwijl de verpakking is bestemd om te worden weggegooid na afloop van het gebruik of verbruik van de inhoud. Dit volgt uit HR 22 september 2017, nr. 16/01615, r.o. 2.3.4, V-N 2017/46.19 en HR 22 september 2017, nr. 16/04009, r.o. 2.4.1 en 2.4.2, V-N 2017/46.18. Cups van geperste en van afgevulde waxinelichtjes en pithouders van afgevulde waxinelichtjes zijn daarom verpakkingen waarvoor verpakkingenbelasting is verschuldigd, maar pithouders van geperste waxinelichtjes niet. Bij geperste waxinelichtjes maken de pithouders volgens het hof namelijk geen deel uit van de verpakking. Dit in cassatie niet bestreden oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Voor zover pithouders van geperste waxinelichtjes in de naheffing zijn betrokken, moeten de aanslagen dus worden verminderd. Na verwijzing moeten deze verminderingen worden vastgesteld. X bv heeft zich voor het hof ten onrechte beroepen op het gelijkheidsbeginsel (meerderheidsregel). Met de enkele aanname van X bv dat importeurs van niet in Nederland geproduceerde waxinelichtjes niet in de heffing van verpakkingenbelasting zijn betrokken, voldoet zij namelijk niet aan de stelplicht voor de meerderheidsregel. Het beroep van de Staatssecretaris is gegrond. Het beroep van X bv is ongegrond. Volgt verwijzing naar Hof Den Haag.