De Hoge Raad oordeelt dat het hof de inspecteur ten onrechte heeft gelast Irimie-rente aan de heer X te vergoeden. Art. 28c Inv. 1990 is namelijk op 1 januari 2015 onmiddellijk in werking getreden en heeft als bijzondere regeling voorrang op de algemene regeling die de belastingrechter de bevoegdheid geeft bij gegrondverklaring van een (hoger) beroep te beslissen op verzoeken om schadevergoeding. Ten overvloede wordt ook meer duidelijkheid gegeven over de procedure om Irimie-rente te krijgen.

De heer X doet in september 2011 BPM-aangifte vanwege de registratie van een gebruikte uit Duitsland afkomstige personenauto. X voldoet aldus € 2644 aan BPM. Aanvankelijk is zijn bezwaar tegen de voldoening niet-ontvankelijk verklaard. In beroep komt de inspecteur hierop terug en verleent alsnog een teruggaaf van € 356 wegens strijd met het EU-recht. Volgens Rechtbank Den Haag claimt X ten onrechte vergoeding van de werkelijke proceskosten en is zijn beroep ook voor het overige ongegrond. X gaat in hoger beroep. Inmiddels is niet meer in geschil dat X recht heeft op een extra teruggaaf van € 206 wegens strijd met het EU-recht. Hof Den Haag oordeelt dat de aparte verzoekprocedure om Irimie-rente te krijgen (art. 28c IW 1990) niet in overeenstemming is met het EU-recht inzake doeltreffendheid en gelijkwaardigheid en dat deze wettelijke bepaling buiten toepassing moet blijven. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof de inspecteur ten onrechte heeft gelast Irimie-rente te vergoeden. Art. 28c Inv. 1990 is op 1 januari 2015 namelijk onmiddellijk in werking getreden en heeft als bijzondere regeling voorrang op de algemene regeling die de belastingrechter de bevoegdheid geeft bij gegrondverklaring van een (hoger) beroep te beslissen op verzoeken om schadevergoeding. Het beroep van de Staatssecretaris is gegrond. Ten overvloede wordt omwille van de rechtsontwikkeling en met het oog op duidelijkheid voor de rechtspraktijk thans reeds overwogen dat de procedure van art. 28c Inv. 1990 niet in strijd is met het EU-gelijkwaardigheidsbeginsel en het EU-doeltreffendheidsbeginsel. Met de termijn van zes weken moet soepel worden omgegaan. Het verzoek mag namelijk ook bij de inspecteur worden ingediend. Uit het zorgvuldigheidsbeginsel vloeit voort dat de Belastingdienst belastingplichtigen die een teruggaaf krijgen goed moet informeren over de procedure en de termijn om Irimie-rente krijgen. Volgens het Belastingplan 2015 eindigt voor teruggaafbeschikkingen van vóór 1 januari 2015 de termijn zes weken na de datum van inwerkingtreding. In casu dateert de teruggaafbeschikking van 23 maart 2012. Op 19 juli 2012 heeft X bij de rechtbank aanspraak gemaakt op vergoeding van rente. Dit moet in redelijkheid worden opgevat als een verzoek om vergoeding van Irimie-rente en er moet worden aangenomen dat dit verzoek de inspecteur heeft bereikt op het moment waarop het bij de rechtbank werd gedaan. De ontvanger moet dus alsnog bij voor bezwaar vatbare beschikkingen op de verzoeken van X beslissen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Invorderingswet 1990 28c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 1 oktober

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen