Rechtbank Den Haag oordeelt dat de naheffingsaanslag BPM naar een te hoog bedrag is opgelegd omdat bij de aanslagoplegging is uitgegaan van een te lage historische nieuwprijs en een te hoge handelsinkoopwaarde.

X doet aangifte BPM voor een Volkswagen Polo. De naheffingsaanslag BPM bedraagt € 3870. In beroep is niet langer in geschil dat de historische nieuwprijs van de auto € 34.228 (i.p.v. € 33.753) bedraagt en dat de handelsinkoopwaarde, indien gekozen wordt voor afschrijving op basis van de Eurotaxglass’s koerlijst minus correctie voor markt- dealersituatie, € 16.647 (i.p.v. € 17.244) bedraagt. Het beroep is om die reden al gegrond. In geschil is of een hoger bedrag aan waardevermindering wegens schade in aanmerking moet worden genomen en of rekening moet worden gehouden met het schadeverleden van de auto. Daarnaast is in geschil of bij de aanslagoplegging van een te hoge CO2-uitstoot is uitgegaan.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de auto ten tijde van het doen van aangifte meer schade had dan door DRZ is onderkend. X slaagt ook niet in de bewijslast dat sprake is van voormalige schade die van dien aard is dat hieraan – ook na herstel daarvan – een blijvende waardevermindering moet worden verbonden. X maakt eveneens niet aannemelijk dat gelijksoortige voertuigen in de heffing zijn betrokken op basis van een lagere CO2-uitstoot dan de auto van X. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 3674. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 19a

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Editie: 29 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

163

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen