Hof 's-Hertogenbosch beslist dat het niet afzonderlijk vermelden van heffingsrente op een aanslagbiljet niet aan de verschuldigdheid daarvan in de weg staat.

X heeft in december 2009 bij de Belastingdienst gemeld dat hij vermogen heeft in Luxemburg, waarvan hij geen of onjuiste melding heeft gemaakt in de aangiften ib en/of vb. X verzoekt om toepassing van de inkeerregeling. Naar aanleiding van een vragenbrief van de inspecteur verstrekt de gemachtigde van X op 13 juli 2010 gegevens over de buitenlandse bankrekening in de vorm van een Rapportage Buitenlands Vermogen. In augustus sluiten X en de inspecteur een vaststellingsovereenkomst (vso). Daarbij spreken zij af dat de ib/pvv (betreffende de jaren 1997 tot en met 2008), vb (betreffende de jaren 1998 tot en met 2000) en de heffingsrente  in één navorderingsaanslag ib/pvv over het jaar 2007 zal worden opgenomen. De navorderingsaanslag bevat een te betalen bedrag van € 41 000. Op het biljet is geen bedrag aan heffingsrente als zodanig vermeld. In geschil in hoger beroep is of de aanslag voldoende voortvarend is opgelegd en of de aanslag moet worden verminderd met het bedrag aan heffingsrente. Hof 's-Hertogenbosch beslist, in navolging van de rechtbank, dat de inspecteur mocht wachten met de aanslagoplegging over meerdere jaren, omdat de gemachtigde één aanslagbiljet over die jaren wenste. Dat afzonderlijke aanslagen eerder konden worden opgelegd, maakt dat niet anders. De  navorderingsaanslag is voldoende voortvarend opgelegd. Het niet afzonderlijk vermelden van heffingsrente op het aanslagbiljet staat niet aan verschuldigdheid van heffingsrente in de weg. Dit gezien de vaststellingsovereenkomst tussen X en de inspecteur en artikel 64 AWR. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30j

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 13 oktober

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen