Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat Nederland geen heffingsbevoegdheid heeft ten aanzien van X. Volgens de rechtbank heeft X namelijk minder dan 183 dagen in Nederland gewerkt, en is er geen sprake van een v.i.

Belanghebbende, X, woont in België en heeft de Belgische nationaliteit. Via zijn vennootschap, A BvbA, verricht X werkzaamheden voor de Nederlandse B bv. De inspecteur reikt een IB-aangiftebiljet 2009 uit aan X. X doet aangifte van een inkomen van nihil De inspecteur corrigeert de aangifte.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat art. 15 Belastingverdrag Nederland - België van toepassing is, en niet art. 16. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat niet aan de voorwaarden van art. 15 Belastingverdrag Nederland - België is voldaan. De rechtbank overweegt hierbij dat X minder dan 183 dagen in Nederland heeft gewerkt, en dat daarbij (in tegenstelling tot wat de inspecteur van mening is) geen rekening dient te worden gehouden met de dagen dat X wegens privéredenen in Nederland verbleef. Ook is er volgens de rechtbank geen sprake van een v.i. Volgens de rechtbank was de plaats waar X de werkzaamheden uitvoerde namelijk flexibel. De rechtbank stelt vast dat aan Nederland geen heffingsrecht toekomt, en vernietigt de aanslag.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 19 maart

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen