Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur beschikt over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt en dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inspecteur het vertrouwensbeginsel heeft geschonden.
X woont in Denemarken en ontvangt in 2017 vanuit Nederland een pensioenuitkering en AOW-uitkering. X heeft de AOW-uitkering niet aangemerkt als belastbaar inkomen uit werk en woning in de aangifte IB 2017. Medio 2020 doet de inspecteur steekproefsgewijs intern onderzoek naar meerdere aangiften met het oog op het wijzigingsprotocol bij belastingverdrag Nederland-Denemarken. In die steekproef is de aangifte IB voor het jaar 2017 van X betrokken. De inspecteur legt een navorderingsaanslag op, waarbij de AOW-uitkering tot het belastbaar inkomen is gerekend. X gaat in beroep.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur beschikt over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Het gegeven dat de AOW-uitkering van X ten onrechte niet als belastbaar inkomen uit werk en woning was aangegeven is namelijk op zichzelf bezien te kwalificeren als een nieuw feit. De rechtbank oordeelt verder dat de enkele omstandigheid dat de inspecteur gedurende een aantal jaren op een bepaald punt de aangifte heeft gevolgd, onvoldoende is voor een gerechtvaardigd beroep op de schending van het vertrouwensbeginsel. Het beroep is ongegrond.
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingrecht algemeen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant